#Momtalk: baby blues en een postnatale identiteitscrisis

In onze woonkamer staat een blauwe fauteuil. Zo eentje die aan de zijkant een hendel heeft. Als je er aan trekt, klapt er een verlengstuk uit zodat je je benen kunt strekken en je lekker languit kunt liggen. Een luie stoel, noemen ze dat in de volksmond. Een stoel waar menig man (de mijne dan) in slaap valt na het aanschouwen van het gezwets van een rechtspopulistische voetbalanalist, die denkt dat zijn mening ertoe doet. Mijn man kocht die stoel zonder mijn weten. Ineens stond hij daar in de woonkamer. De stoel, niet mijn man. We waren ons appartement op twee hoog net ingetrokken. De bankstel die we hadden besteld was nog niet gearriveerd, de woonkamer nog leeg op een paar dozen na en dan die luie stoel in het centrum van ons bestaan.

Rauwe emoties, gekrijs en gerookte zalm

Wat heb ik een hekel aan die luie stoel. Niet alleen omdat mijn man die stoel zonder overleg heeft aangeschaft (als ik hem dat had geflikt en de stoel mosterdgeel was, de kleur die onze bankstel had moeten zijn, dan kreeg ik vast en zeker de wervelwind van voren). Ook niet alleen omdat die stoel heerlijk zit ondanks dat hij ‘m kocht zonder mijn doorslaggevende oordeel. Ik heb een hekel aan die luie stoel omdat ik er eindeloze dagen en slapeloze nachten heb doorgebracht, terwijl ik wanhopig ons pasgeboren zoontje voedde en troostte en smeekte op te houden met krijsen voordat ik al mijn haren woest uit mijn hoofd trok en de muren van onze woonkamer op me afkwamen om mij te pletten.

Toch kan ik niet zonder die luie stoel, die onze dove witte kat aan gort heeft gekrabd. Ik hou van die luie stoel omdat ik er eindeloze dagen en slapeloze nachten heb doorgebracht, terwijl ik urenlang naar het slapende hoofd van ons pasgeboren zoontje staarde (het mooiste wat er is: een kind dat slaapt), hem verhalen uit mijn jeugd vertelde, voor hem bad, liedjes voor hem zong en op mijn smartphone AliExpress afstruinde op jacht naar voedingskleding. Ik hou van die luie stoel, omdat ik daar mijn eerste ziel-verpletterende weeën heb opgevangen, terwijl ik fantaseerde over een baby die ik eindelijk in mijn armen kon sluiten om nooit meer los te laten. Ik hou van die luie stoel, omdat ik daarop alle dag-, nacht- en even-tussen-door-voedingen heb gegeven aan een blaamloze zuigeling, die maar weigerde te wennen aan de grote, koude, veel te felle wereld. Die luie stoel is zowat het symbool van mijn reis naar moederschap. Een reis vol met rauwe emoties, gekrijs en gerookte zalm (omdat ik dat eindelijk weer mocht eten na de bevalling). Als ik nu naar die stoel kijk, zie ik mijn meest kwetsbare, maar ook dierbare eerste herinneringen als moeder. Een stoel waar ik mijn zoontje heb grootgebracht, voor zover je dat ventje van nu zeven maanden groot kan noemen. Een stoel waarop mijn zoontje van mij zijn moeder heeft gemaakt.

Vijftig tinten paars

Terug naar die reis, waar ik mezelf nog altijd in bevind. Het begon nogal hobbelig, to say the least. Ik herinner me de onuitputtelijke tranendal in de eerste dagen van mijn kraamperiode. Geen wonder dat die lieve dames van de kraamzorg de literkan maar bleven bijvullen met water en weigerden weg te halen totdat ik het tot de laatste druppel opdronk, terwijl ik aan alle kanten lekte. Toen mijn man na een week verlof weer aan het werk moest? janken. Toen er geen gerookte zalm meer lag in de koelkast? janken. Toen de kraamverzorgsters na hun laatste dag niet meer terug zouden komen? twee dagen achter elkaar non-stop gejankt. Nog nooit heb ik me zo somber, zo uitzichtloos en zo diep in de put gevoeld. En nog nooit heb ik zoveel dagen achter elkaar mezelf niet fatsoenlijk kunnen verzorgen (lees: wassen). En ik was al niet zo’n ‘high maintenance’ type die van top tot teen bedekt is met make-up. Ik heb make-up lang voor mijn zwangerschap en de geboorte van mijn zoon afgezworen, maar een douche op z’n tijd is toch zeker niet teveel gevraagd (wel dus, tijdens je kraamperiode).

Ondanks dat mijn man me dag en nacht bijstond (ik heb werkelijk geen idee hoe ik dit zonder hem had kunnen overleven. Dus alle credits gaan echt wel naar hem), wist ik vaak niet hoe ik de dag moest doorkomen. Als ik nog eens ruim twee derde van de 24 uur die een mens in een dag te besteden heeft, moest spenderen aan het voeden van een krijsende baby tot mijn tepels alle stadia van vijftig tinten paars bereikten, dan veranderde ik in de Momminator (jeweetwel, the Terminator, maar dan moeders. Hasta la vista baby). “Geniet er maar van”, zeiden ze dan. De mensen die op kraamvisite komen en je met een scheve hoofd en sympathieke blik aankijken nadat ze hebben gevraagd hoe het nou echt met je gaat. “Geniet er maar van”, alsof het niks is. Alsof ik niet drie dagen achter elkaar lag te creperen van de pijn om het kind op de wereld te brengen, waarna geen moment rust, slaap of hygiene mij is gegund om ervan bij te komen. Maar ja, wat konden ze anders zeggen? En wat kon ik tegen ze zeggen? De waarheid? Die zevende hemel, waar veel moeders zich in bevinden na de geboorte van hun kind? Ja, volgens mij bestaat ‘ie niet.

Dit is moederschap

Na ongeveer een maand stond ik al te popelen om weer aan het werk te gaan. Lekker mijn to do-lijstjes afvinken achter mijn bureau en gehoor geven aan een redelijke baas die zichzelf wel kan voeden en schoonmaken. Ik stelde in mijn hoofd (en in mijn smartphone) allerlei ‘back-to-work’ outfits samen die ik dan zou dragen als ik eindelijk weer aan het werk mocht na mijn bevallingsverlof. Die elf weken (na de bevalling, want voor de bevalling had ik al vijf weken zwangerschapsverlof opgenomen. En je mag maar in totaal 16 weken verlof) duurden me te lang, maar gingen toch aan mij voorbij. Op wijze aanraden van mijn manager begon ik drie dagen in de week te werken om een beetje feeling te krijgen in de combinatie van werk en moederschap.

Moederschap voelde als een mooie jurk die ik van iemand anders heb gekregen, maar niet in paste omdat ik de rits ervan niet dicht kreeg. Ondanks alle pogingen mijn zwemband plat te maken door mijn adem niet uit te halen.

Mijn eerste dag weer terug op kantoor liep gesmeerd. Althans, voor zover ik mij dat kan herinneren en nee, veel van die eerste dag(en) kan ik mij niet herinneren. Maar toen ik na die eerste werkdag weer thuiskwam en ik mijn zoontje weer in mijn armen hield, de zoete babygeur op zijn hoofd snoof en de vrolijke blik in zijn ogen zag zodra hij in mijn ogen keek, had ik het niet meer. Ik brak. De onuitputtelijke tranendal had zich wederom een weg gebaand door mijn traanbuis en bespeelde mijn gezicht tot de meest groteske uitdrukkingen. The ugly cry. Toen besefte ik dat dit nu mijn leven is. Dit is het. Dit is moederschap. Moederschap voelde als een mooie jurk die ik van iemand anders heb gekregen, maar niet in paste omdat ik de rits ervan niet dicht kreeg. Ondanks alle pogingen mijn zwemband plat te maken door mijn adem niet uit te halen.

Op het werk maar een beperkt aantal dagen hebben om je taken af te ronden (deeltijd werken was inderdaad een keuze die ik heb gemaakt, niemand die mij ertoe dwong), aan het einde van de dag thuis kapot neervallen (en even snel restjes uit de vriezer opwarmen voor het avondeten) en hopen dat de kleine vroeg slaapt, zodat je nog een beetje een avond voor jezelf had. En het knagende schuldgevoel dat ik daaraan overhield. “Ik mis alle mooie, belangrijke en kostbare momenten van de groei van mijn spruit. Misschien loopt hij nu al. Een baby van 3 maanden”. “Ze zijn maar zo kort zo klein, het gaat allemaal veel te snel”. “Heb ik die deadline nu weer gemist? En mijn inbox nog altijd niet bijgewerkt? Had ik die taak nou wel of niet afgerond? Wat moest ik ook alweer doen?”, zo klonk het doorgaans in mijn hoofd. Tot ik er genoeg van had.

Huisje, boompje, beestje

Het begon met een sterk verlangen om weer grip te krijgen op waar ik mee bezig was. Plezier uit mijn werk halen werd steeds lastiger, zeker omdat het voelde alsof ik op alle fronten tekort schiet, zowel thuis als op het werk. Een gevoel dat veel moeders eigen hebben gemaakt, is mij verteld. Op sommige dagen voel je het erger dan op andere, maar het wordt beter, zeiden ze ook. De moeders die het allemaal eerder hebben meegemaakt. “En voor wie voel je je nu schuldig? Je kind doet het prima op de opvang. Jij bent vooral degene die er moeite mee hebt dat je nu even niet bij je kind kan zijn”. Uit deze gedachte moest ik dan troost halen. En wat als ik niet voor mijn kind wil spreken en een ononderbroken aanwezigheid in zijn leven wil zijn? Voordat ik zwanger werd, had ik nooit gedacht dat ik er zo over na zou denken. Stoppen met werken om volledig voor mijn gezin te zorgen en vervolgens financieel te worden ondersteund door mijn man? Wachten tot hij thuiskomt terwijl ik het avondeten bereid en mijn kind rustig (as if) in de woonkamer speelt? Dat idyllische huisje, boompje, beestje uit een prentenboek uit de jaren ’50? Huisvrouw worden? Dat woord. Die gedachte. Hell. no. Het idee alleen al zorgde ervoor dat mijn nekharen overeind staan.

Maar dan zit ik in de trein na een lange werkdag. Op weg naar huis, volledig gebroken na een dag achter deadlines aanrennen en ze vervolgens toch niet halen, omdat ik tijd tekort kwam. Tijdens een treinrit van bijna 1 uur moeten kijken naar chagrijnige blikken van lompe passagiers die TIJDENS DE SPITS hun tassen of wat dan ook doodleuk op de stoel naast hen neerplanten, om vervolgens nog chagrijniger te kijken naar andere passagiers, die weigeren te staan en hun rechtmatige zitplaatsen wel durven te claimen. Dan gaat bij mij de knop ook net zo makkelijk weer om. Dan ben ik weer terug in dat idyllische plaatje, met m’n schort en lange rok en een baby in mijn armen, al roerend in de pan met soep die ik met liefde heb bereid voor manlief. Dan lonkt het toch wel, dat… dare I say it… huisvrouwenbestaan. Totdat ik weer een vrije dag had en de hele dag spuug, kots en poep mocht opruimen tussen al het gekrijs en gevoed door, terwijl ik niet eens vijf minuten voor mezelf had om te douchen. Ja, dan lijken die chagrijnige passagiers ineens weer een dansende menigte uit een of andere Broadway musical en duren die treinritten toch niet zo lang. Dus wat moet ik met al deze tegenstrijdige gedachten? Bottom line, ik voelde me nergens lekker in mijn vel. Op het werk niet en thuis niet. Dingen waar ik voorheen plezier en voldoening uit haalde op het werk, waren niet langer genoeg. Mijn hoofd en hart waren totaal ergens anders. Waar ze dan wel waren? Bij die verrekte luie stoel waar ik langzaam maar zeker in slaap val terwijl ik mijn zoon voed en in slaap wieg. En als ik dan eindelijk ook echt bij die verrekte stoel mijn zoon voed op mijn vrije dag, fantaseer ik over volwassenen met wie ik diepgaande gesprekken kon houden, een oord om heen te gaan waar ik door niemand word ondergespuugd en een schrijversbestaan waar ik alle tijd van de wereld had om na te denken over de meest kleurrijke synoniemen.

Crisis resolved?

Ik bevind me middenin een heuse identiteitscrisis waar ik me niet uit kan wringen. Toch is er een silver lining. Dit alles bij elkaar (en de meest begripvolle, met engelengeduld gezegende, liefhebbende echtgenoot aan mijn zijde) gaven mij het laatste zetje om het roer drastisch om te gooien. Is er iets wat je niet bevalt? Verander het dan. Zo simpel kan het zijn. Het vergt enkel moed en eerlijkheid, naar jezelf maar ook naar je omgeving. En het mooiste van alles is: verandering hoeft niet permanent te zijn. Dat gaf me heel veel geruststelling. Mocht de verandering mij niet bevallen, dan kan ik altijd terug veranderen of aan een andere verandering denken. Voor het eerst in mijn leven, kijk ik uit naar de vooruitzichten van verandering.

Na de beproevingen van moederschap in combinatie met een werkgever te hebben geprobeerd te doorstaan (can’t say that I didn’t try), had ik eindelijk de beslissing gemaakt om mijn baan op te zeggen en voor mezelf te beginnen. Niet het moederschap, maar het schrijversbestaan lonkt naar mij. Wel in combinatie met moederschap zoals ik het zou willen meemaken, met (veel) vallen en opstaan, maar altijd van dichtbij. Of ik die identiteitscrisis daarmee heb overwonnen? Dat weet ik zo net nog niet. Maar wat ik wel heb, is eindelijk na lange tijd weer zin om aan mezelf te werken. Om de gebroken stukjes ‘ik’ (hoe ik eerst was en hoe ik nu ben, postpartum) bijeen te rapen en beetje bij beetje op te bouwen naar mijn voorkeur en op mijn eigen koers. En als het me allemaal teveel wordt? Dan staat die luie stoel slechtst twee stappen van mij verwijderd, en kan ik naar hartelust ons zoontje in mijn armen zien opgroeien tot een man naar mijn hart.